ECLI:NL:CRVB:2016:1479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA na arbeidsongeschiktheid door psychische klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die eerder als medewerker entreebalie werkte, had zich opnieuw arbeidsongeschikt gemeld na een periode van ziekte. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 19 februari 2014 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv niet onjuist was en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten over haar beperkingen en de onjuistheid van de maatmanfunctie, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af.