ECLI:NL:CRVB:2016:1461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Y.J. Klik
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van banktegoed en kasstortingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die van 9 juni 2008 tot en met 31 juli 2010 en vanaf 6 december 2010 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanleiding voor het onderzoek was een signaal van de Belastingdienst over een banktegoed van € 11.022,- dat appellante in 2010 op een bankrekening had staan. Het bestuur heeft daarop een onderzoek ingesteld, waarbij onder andere bankafschriften zijn opgevraagd en appellante is gehoord.
De onderzoeksresultaten leidden tot een besluit van het Drechtstedenbestuur om de bijstand van appellante over de periode van 1 september 2008 tot en met 31 maart 2011 deels te herzien en deels in te trekken, met een terugvordering van € 13.248,74. Het bestuur stelde dat appellante niet had gemeld over de kasstortingen op haar bankrekening, wat in strijd was met haar wettelijke inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat zij het tegoed op de bankrekening voor een derde in bewaring had genomen en niet zelf over het tegoed kon beschikken. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet over het tegoed kon beschikken. De verklaringen van de derde partij waren inconsistent en er ontbraken objectieve gegevens die haar standpunt konden ondersteunen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep afgewezen.