ECLI:NL:CRVB:2016:1400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een uitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De appellant, afkomstig uit Nigeria, had eerder aanvragen ingediend die ook waren afgewezen op basis van adviezen van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), die de levensvatbaarheid van zijn bedrijf als onvoldoende beoordeelden. De aanvraag van 3 maart 2014 werd afgewezen omdat het college, op basis van een advies van Friedeberg Consultancy B.V. (FCBV), concludeerde dat het bedrijf van appellant niet levensvatbaar was. Dit advies werd als zorgvuldig en goed gemotiveerd beschouwd door de Raad.
De Raad overwoog dat de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf afhankelijk is van de situatie ten tijde van de aanvraag en dat er geen rekening gehouden kan worden met ontwikkelingen daarna. De Raad concludeerde dat er geen concrete aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het advies van FCBV. Appellant had geen objectieve gegevens of tegenadviezen ingebracht die zijn stelling dat zijn bedrijf levensvatbaar was, onderbouwden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard, en oordeelde dat het college niet verplicht was om een oplossing aan te reiken in deze situatie, aangezien er geen uitzicht was op een levensvatbaar bedrijf.