ECLI:NL:CRVB:2016:1399
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling bijstandsaanvraag en buiten behandelingstelling op grond van onvoldoende gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 22 april 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, nadat zijn eerdere bijstandsverlening per 1 februari 2014 was ingetrokken. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet de gevraagde bewijsstukken had ingeleverd. De appellant heeft wel enkele gegevens verstrekt, maar niet de volledige informatie over zijn dienstverband en inkomen, wat noodzakelijk was voor de beoordeling van zijn aanvraag.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De Raad oordeelt dat het college op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd was om de aanvraag niet te behandelen, omdat de appellant niet binnen de gestelde termijn de benodigde gegevens had ingeleverd. De Raad benadrukt dat het college niet alleen om een schriftelijke toelichting vroeg, maar om specifieke bewijsstukken die essentieel waren voor de beoordeling van de aanvraag.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek van de appellant om schadevergoeding af. De Raad concludeert dat de appellant niet in zijn recht is gekomen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.