ECLI:NL:CRVB:2016:139

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
14-4393 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag arrangement C voor medische herplaatsingskandidaten in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de aanvraag van een ambtenaar om gebruik te maken van arrangement C, een loopbaanpremie, zoals bedoeld in de Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie. De aanvraag was afgewezen door de Minister van Veiligheid en Justitie, die van mening was dat de Tijdelijke regeling niet van toepassing was op medische herplaatsingskandidaten. De rechtbank had de afwijzing van de aanvraag echter vernietigd en de Minister opgedragen de aanvraag toe te wijzen, omdat de rechtbank oordeelde dat de regeling niet expliciet uitsluit dat medische herplaatsingskandidaten gebruik kunnen maken van arrangement C.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de Minister in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de Tijdelijke regeling niet van toepassing te achten op medische herplaatsingskandidaten. De Raad oordeelde dat de Minister de medische herplaatsingskandidaten op één lijn mocht stellen met ambtenaren die wegens reorganisatie worden herplaatst, en dat de afwijzing van de aanvraag dus terecht was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de Minister bij het toekennen van arrangementen en de terughoudende toetsing door de rechter.

Uitspraak

14/4393 AW
Datum uitspraak: 14 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 juni 2014, 13/920 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Minister van Veiligheid en Justitie (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. B.M. van Kerkvoorden een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2015. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W. Ahlers. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door
mr. Van Kerkvoorden.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene was werkzaam als [naam functie] bij de Dienst [naam dienst] ([dienst]) van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Deze functie is aangemerkt als een substantieel bezwarende functie (SB-functie).
1.2.
Sinds 17 november 2010 is betrokkene arbeidsongeschikt. Bij besluit van 25 mei 2012 heeft appellant vastgesteld dat betrokkene blijvend ongeschikt is voor zijn functie van [naam functie] en betrokkene op medische gronden aangewezen als herplaatsingskandidaat tot 17 mei 2013.
1.3.
Bij besluit van 5 september 2012 is betrokkene met toepassing van artikel 37a, eerste lid, juncto artikel 57, tweede lid onder b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) herplaatst in de niet SB-functie van [naam functie 2] bij de [dienst], per 1 november 2012 of zo mogelijk eerder.
1.4.
Bij besluit van 17 januari 2013 heeft appellant de aanvraag van betrokkene om gebruik te mogen maken van arrangement C (een loopbaanpremie) als bedoeld in de Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie (Tijdelijke regeling) afgewezen. Dit besluit heeft appellant na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 juli 2013 (bestreden besluit).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen over griffierecht en proceskosten - het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de aanvraag van betrokkene om toekenning van arrangement C als bedoeld in de Tijdelijke regeling wordt toegewezen. Overwogen is dat in artikel 2 van de Tijdelijke regeling is bepaald dat de regeling niet van toepassing is op ambtenaren die op de voet van artikel 49d van het ARAR worden herplaatst wegens een reorganisatie. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat een medisch herplaatsingskandidaat daaraan gelijk moet worden gesteld. Evenmin volgt uit de (toelichting op de) Tijdelijke regeling dat als voorwaarde geldt dat een overstap naar een niet SB-functie vrijwillig moet zijn. De rechtbank stelt vast dat betrokkene voldoet aan alle voorwaarden die in de Tijdelijke regeling worden gesteld voor toekenning van arrangement C. Appellant heeft de aanvraag dan ook ten onrechte afgewezen volgens de rechtbank.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
Op grond van artikel 60 van het ARAR kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere regels stellen om ambtenaren die werkzaam zijn in een substantieel bezwarende functie als bedoeld in artikel 97, eerste lid, van het ARAR, te stimuleren na verloop van tijd de overstap te maken naar een niet substantieel bezwarende functie. Met de Tijdelijke regeling, die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft vastgesteld in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, is hieraan uitvoering gegeven. Op grond van de
artikelen 2 en 3 van de Tijdelijke regeling kan het bevoegd gezag met de ambtenaar die tussen de tien en twaalf dienstjaren heeft in een substantieel bezwarende functie en niet zijnde een herplaatsingskandidaat als bedoeld in artikel 49d van het ARAR, loopbaanafspraken maken, gericht op de overstap naar een andere functie. Hierbij kunnen aan de ambtenaren verschillende arrangementen worden toegekend, waaronder een loopbaanpremie
(arrangement C). In artikel 7, tweede lid, van de Tijdelijke regeling zijn aan het verstrekken van deze loopbaanpremie nadere voorwaarden gesteld, waaronder de voorwaarden dat de ambtenaar minimaal acht dienstjaren aaneengesloten aangesteld is geweest in een SB-functie en een overstap maakt naar een andere functie, of aan betrokkene eervol ontslag is verleend op grond van artikel 94 van het ARAR. In de toelichting van de Tijdelijke regeling staat dat het arrangement C kan worden toegepast in gevallen waarin de ambtenaar die werkzaam is in een SB-functie op eigen kracht op zoek gaat naar een andere functie of vrijwillig kiest voor ontslag op grond van artikel 94 van het ARAR.
3.2.
Aan appellant komt een discretionaire bevoegdheid toe bij het toekennen van een arrangement als bedoeld in de Tijdelijke regeling. De wijze waarop appellant van deze bevoegdheid gebruikmaakt moet door de rechter terughoudend worden getoetst. Vergelijk de uitspraak van de Raad van 20 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2818.
3.3.
Het doel van de Tijdelijke regeling is het stimuleren van uitstroom uit een SB-functie naar een tweede carrière in een niet SB-functie, om zo vroegtijdige uitstroom te verminderen. Zoals de Raad heeft overwogen in de uitspraak van 20 augustus 2015, heeft appellant, gezien het doel en de strekking van de Tijdelijke regeling, in redelijkheid gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid door de Tijdelijke regeling niet van toepassing te achten op medische herplaatsingskandidaten. Appellant heeft de medische herplaatsingskandidaten op één lijn mogen stellen met de wegens reorganisatie te herplaatsen ambtenaar, die in artikel 2 van de Tijdelijke regeling expliciet is uitgezonderd. Nu betrokkene al op 25 mei 2012 blijvend ongeschikt is geacht voor zijn SB-functie en is aangewezen als medisch herplaatsingskandidaat, houdt het bestreden besluit stand. Dat betrokkene tot zijn herplaatsing was aangesteld en (deels) werkzaam was in zijn SB-functie, en zijn situatie in zoverre verschilt van de situatie die heeft geleid tot de uitspraak van 20 augustus 2015, leidt niet tot een ander oordeel.
3.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 11 juli 2013 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en W.J.A.M. van Brussel en J.A.M. van den Berk als leden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2016.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) V. van Rij

HD