ECLI:NL:CRVB:2016:1333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.W. Akkerman
- A.I. van der Kris
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich ziek had gemeld na haar bevallingsverlof op 19 september 2013. Appellante, werkzaam als schoonmaakster, had klachten van spanning en galblaasproblemen. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 22 januari 2014, werd geconcludeerd dat zij per 29 januari 2014 weer in staat was om haar werk te verrichten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vervolgens vastgesteld dat appellante geen recht meer had op een ZW-uitkering, wat leidde tot bezwaar van appellante. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond op 7 maart 2014, waarna appellante in beroep ging bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. Appellante herhaalde in hoger beroep haar bezwaren, waarbij zij stelde dat haar privésituatie en de zorg voor haar zieke moeder haar werkcapaciteit beïnvloedden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante geen recht meer had op ziekengeld. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die een ander oordeel rechtvaardigden en dat de verzekeringsarts zijn standpunten voldoende had gemotiveerd. De uitspraak werd gedaan op 13 april 2016.