Uitspraak
14.6744 WWB, 15/1576 WWB
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het besluit van 28 januari 2014 ongegrond;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het geschil betreft de weigering van een incidentele aanvullende uitkering (IAU) door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De staatssecretaris had eerder een verzoek van het college afgewezen op basis van onrechtmatige bestedingen en onzekerheden die de proportionaliteitsnorm overschreden. De rechtbank had het beroep van het college gegrond verklaard, maar de staatssecretaris ging in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat het college op 16 juli 2012 een verzoek om IAU had ingediend voor een bedrag van € 49.958.171,-. De accountant van de gemeente Rotterdam had bij controle van de jaarrekening rechtmatigheidsfouten en onzekerheden geconstateerd. De Toetsingscommissie WWB had in haar advies vastgesteld dat er onenigheid bestond tussen het college en de accountant over de omvang van de onzekerheden. De staatssecretaris had het verzoek afgewezen, omdat de onrechtmatigheden en onzekerheden de vastgestelde proportionaliteitsnorm overschreden.
De Raad oordeelde dat de staatssecretaris terecht de accountant had gevolgd in zijn beoordeling van de onzekerheden. Het college had niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling van de accountant onjuist was. De Raad verklaarde het beroep van het college ongegrond en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat er geen ruimte was voor gedeeltelijke toekenning van de IAU, omdat de wet- en regelgeving dit niet toestond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter.