Uitspraak
PROCESVERLOOP
.
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, na het overlijden van haar echtgenoot op 4 mei 2012, een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft, na advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), besloten om de aanvraag te weigeren, omdat appellante niet als arbeidsongeschikt werd aangemerkt. De Svb baseerde zich op een medisch en arbeidskundig onderzoek dat concludeerde dat appellante minder dan 45% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb handhaafde haar besluit.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) had onderschreven. Appellante was in staat om de door de arbeidsdeskundige voorgestelde functies te vervullen, wat betekende dat haar verdiencapaciteit niet onder de 45% lag.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er onvoldoende informatie was ingewonnen bij de behandelend sector en dat haar beperkingen door fibromyalgie niet goed waren ingeschat. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de Svb de aanvraag op een zorgvuldige medische grondslag heeft afgewezen. De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen en bevestigd dat de FML correct was opgesteld. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en het hoger beroep van appellante is afgewezen.