ECLI:NL:CRVB:2016:1219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing uitsluitingsgrond bijstand op basis van niet meewerken aan arbeidsverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant, geboren op 1 maart 1987, ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college had appellant aangemeld voor een re-integratietraject, maar appellant heeft zich herhaaldelijk ziek gemeld en heeft geen medische hulp gezocht, ondanks zijn verplichtingen. Het college heeft daarop de bijstand van appellant in verschillende fasen verlaagd en uiteindelijk ingetrokken, omdat ondubbelzinnig was gebleken dat hij de aan de bijstand verbonden verplichtingen niet wilde nakomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 5 april 2016 geoordeeld dat het college terecht de bijstand van appellant heeft ingetrokken. De Raad overweegt dat uit de houding en gedragingen van appellant ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn verplichtingen niet wilde nakomen. Appellant heeft niet alleen herhaaldelijk zonder afmelding niet deelgenomen aan het traject, maar ook geen medische hulp gezocht, wat zijn verplichtingen onder de WWB ondermijnt. De Raad concludeert dat het college op goede gronden heeft kunnen stellen dat niet te verwachten was dat appellant zijn gedrag zou aanpassen, en dat de uitsluitingsgrond voor jongeren onder de 27 jaar van toepassing was. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.