ECLI:NL:CRVB:2016:1181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- G.M.G. Hink
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor orthodontiekosten en beroep op gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor orthodontiekosten had afgewezen. De aanvraag was gedaan op 11 november 2013, maar het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had deze afgewezen op 16 december 2013, met als argument dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende voorziening moet worden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen recht op bijstand bestaat wanneer er een voorliggende voorziening is die als toereikend en passend wordt beschouwd. In dit geval was de Zvw van toepassing, waardoor het college niet verplicht was om de noodzaak van de orthodontiebehandeling te onderzoeken. Appellant voerde aan dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld, omdat in andere gevallen wel bijzondere bijstand was verleend voor orthodontiekosten. De Raad oordeelde echter dat het college een aannemelijke verklaring had gegeven voor de verschillen in behandeling en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor bijzondere bijstand af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 22 maart 2016.