Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ongegrond werd verklaard. De minister had appellant een vordering wegens meerinkomen opgelegd, omdat zijn inkomsten in 2011 de bijverdiengrens overschreden. Appellant ontving in dat jaar studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) en een Wajong-uitkering. Hij stelde dat de regeling van het meerinkomen onvoldoende kenbaar was en dat zijn bijzondere medische situatie niet in aanmerking was genomen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister terecht de vordering had opgelegd. De Raad wees erop dat onbekendheid met wettelijke voorschriften niet ten voordele van appellant kan strekken. De rechtbank had terecht overwogen dat de hardheidsclausule niet van toepassing was op het toetsingsinkomen, zoals vastgelegd in de Wsf 2000. De Raad concludeerde dat de bijverdiengrens niet onredelijk of onbillijk was en dat appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om zijn Wajong-uitkering stop te zetten of zijn studiefinanciering aan te passen.
De uitspraak bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad benadrukte dat de wetgever geen onderscheid had gemaakt voor studerende Wajong-gerechtigden boven de 30 jaar en dat de regels omtrent bijverdiensten duidelijk waren. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier J.W.L. van der Loo op 30 maart 2016.