ECLI:NL:CRVB:2016:1133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van woonsituatie
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan appellant door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellant had studiefinanciering ontvangen op basis van de Wet studiefinanciering 2000, berekend naar de norm voor een uitwonende studerende. Echter, na een huisbezoek op 16 september 2013 door controleurs van de minister, werd vastgesteld dat appellant niet op het gemeentelijke basisadres (gba-adres) woonde. De hoofdbewoonster van het adres verklaarde dat appellant daar bijna nooit verbleef en dat hij bij zijn ouders woonde. Op basis van deze bevindingen heeft de minister de studiefinanciering herzien en het te veel betaalde bedrag van € 3.636,20 teruggevorderd.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat de hoofdbewoonster haar verklaring heeft ingetrokken en dat de controleur geen beëdigd tolk was. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en oordeelt dat de verklaring van de hoofdbewoonster en de bevindingen van het huisbezoek voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellant niet op het gba-adres woonde. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.
De uitspraak is gedaan op 9 maart 2016 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de beslissing van de rechtbank is bevestigd. Er zijn geen proceskosten toegewezen.