ECLI:NL:CRVB:2016:1119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van indicatie voor persoonlijke verzorging op basis van zorgvuldige beoordeling door medisch adviseur
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die lijdt aan schizofrenie en andere gezondheidsproblemen, had een indicatie voor zorg aangevraagd onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor persoonlijke verzorging en begeleiding. Het CIZ had echter alleen een indicatie voor begeleiding verleend en de aanvraag voor persoonlijke verzorging afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het advies van de medisch adviseur van CIZ, dat op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen. De Raad concludeerde dat appellante in staat was om haar persoonlijke verzorging zelfstandig uit te voeren, met enige aansturing vanwege haar psychische klachten. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het advies van de medisch adviseur en dat appellante niet in aanmerking kwam voor de gevraagde indicatie voor persoonlijke verzorging.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de indicatie voor begeleiding individueel voldoende was, waarbij de begeleiding gericht was op het structureren van de dag en het huishouden. De Raad wees ook op het feit dat de door appellante overgelegde documenten niet relevant waren voor de beoordeling van de zaak, omdat deze betrekking hadden op een andere periode en wetgeving. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.J. Schaap als voorzitter.