ECLI:NL:CRVB:2016:1030
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medisch onderzoek en geschil over belastbaarheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die zich ziek had gemeld na een hersenschudding en schouderklachten. Appellante was werkzaam als communicatie adviseur en had haar uitkering aangevraagd na een reorganisatie. De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde dat appellante per 28 oktober 2013 hersteld was en dat er geen objectiveerbare afwijkingen waren. Het Uwv beëindigde daarop de uitkering, wat appellante aanvocht. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden en voerde aan dat de artsen van het Uwv haar belastbaarheid onjuist hadden ingeschat. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig en volledig was geweest. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsartsen dat appellante in staat was haar werk te hervatten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordelingen van de artsen zou ondermijnen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van verzekeringsartsen bij het vaststellen van de belastbaarheid van een werknemer. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen adequaat hadden gereageerd op de ingediende stukken en dat de door appellante overgelegde verklaringen niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep was om de eerdere uitspraak van de rechtbank te bevestigen, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.