ECLI:NL:CRVB:2016:1012
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het medische onderzoek en de vastgestelde beperkingen in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die eerder een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, heeft in hoger beroep gesteld dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen te gering zijn en dat haar klachten onvoldoende zijn erkend. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medische onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen die door de verzekeringsarts waren vastgesteld, terecht waren. De Raad onderschrijft deze overwegingen en concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de uitkomsten van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De Raad stelt vast dat er geen organisch substraat van de klachten is aangetoond en dat de geclaimde beperkingen niet objectiveerbaar zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van de WIA.