ECLI:NL:CRVB:2015:996
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 21 maart 2006 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 9 augustus 2013 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking van de bijstand was een melding van de gemeente Ouder-Amstel, die suggereerde dat appellant mogelijk al sinds 16 augustus 2007 in die gemeente woonde. Hierop heeft de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellant in de periode van 21 maart 2006 tot en met 11 oktober 2010 niet op de opgegeven adressen woonde, maar feitelijk op verschillende adressen in de gemeente [gemeente 2].
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedingstukken voldoende grondslag bieden voor het standpunt van het college dat appellant niet zijn hoofdverblijf had in de gemeente Amsterdam. De Raad bevestigt deze overwegingen en stelt vast dat het college de nodige kennis over de relevante feiten heeft vergaard. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij op andere adressen woonde. De getuigenverklaringen en het dossieronderzoek ondersteunen de conclusie dat appellant niet op de opgegeven adressen woonde.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 31 maart 2015.