In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en de terugvordering van bijstandsuitkeringen. De appellant ontving bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Eemnes heeft vastgesteld dat hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden bij een pizzeria. De Raad heeft geoordeeld dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellant in de periode van 1 november 2010 tot 1 maart 2011 heeft gewerkt, maar dat de intrekking van de bijstand niet begrensd was in de tijd. De Raad heeft de bestreden besluiten van het college vernietigd voor de periodes waarin appellant geen werkzaamheden heeft verricht en heeft het college opgedragen om opnieuw te beslissen op de bezwaren van appellant. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van appellant voor de verleende rechtsbijstand, die in totaal op € 2.940,- zijn begroot.