ECLI:NL:CRVB:2015:990

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
14-177 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstand en herziening besluit bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking van bijstand naar de norm voor gehuwden van appellanten, die ten onrechte is ingetrokken vanaf 1 oktober 2011. De Raad oordeelt dat appellanten vanaf deze datum weer recht hebben op bijstand, waardoor de eerdere besluitvorming naar aanleiding van hun aanvraag om bijstand van 17 augustus 2012 niet meer geldig is. De rechtbank heeft dit niet onderkend, wat leidt tot de vernietiging van de eerdere uitspraak en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eemnes. De Raad herroept het besluit van 9 oktober 2012 en verklaart het beroep van appellanten gegrond. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellanten voor rechtsbijstand, die in totaal op € 1.470,- worden begroot. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

14/177 WWB
Datum uitspraak: 31 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 22 november 2013, 13/2659 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Eemnes (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. H. Beekelaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2015. De zaak is gevoegd behandeld met de zaken 13/5845 WWB, 13/5846 WWB en 14/755 WWB. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Beekelaar. De gemachtigde is ook verschenen namens appellante. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Vlaanderen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden en verwijst tevens naar zijn uitspraak van heden in de zaken 13/5845 WWB en 13/5846 WWB.
1.1.
Appellanten ontvingen bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand naar de norm voor gehuwden. Het college heeft de bijstand van appellanten ingetrokken vanaf 1 november 2010 en de over de periode van 1 november 2010 tot en met 31 oktober 2011 gemaakte kosten van bijstand van appellanten teruggevorderd tot een bedrag van € 21.078,33.
1.2.
Op 17 augustus 2012 hebben appellanten zich opnieuw gemeld om bijstand aan te vragen. Bij besluit van 9 oktober 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 april 2013 (bestreden besluit), heeft het college appellanten met ingang van 31 augustus 2012 bijstand verleend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In zijn onder 1 vermelde uitspraak heeft de Raad geoordeeld dat de bijstand naar de norm voor gehuwden van appellant ten onrechte is ingetrokken vanaf 1 oktober 2011 en dat met ingang van die datum weer recht op bijstand bestaat.
4.2.
Dit betekent dat het hoger beroep van appellanten slaagt. Nu zij vanaf 1 oktober 2011 weer recht op bijstand hebben, is de grond aan de besluitvorming naar aanleiding van de aanvraag om bijstand van 17 augustus 2012 komen te ontvallen. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De aangevallen uitspraak komt dus voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en dit besluit vernietigen. De Raad ziet aanleiding om, zelf voorziend, het besluit van 9 oktober 2012 te herroepen.
5. Het college zal worden veroordeeld in de kosten van appellanten voor aan hen verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden begroot op € 490,- voor de kosten in bezwaar, op € 490,- voor de proceskosten in beroep en op € 490,- voor de proceskosten in hoger beroep, dus in totaal op € 1.470,-. Hierbij is rekening gehouden met de gelijktijdige behandeling ter zitting van de Raad van deze zaak met de zaken 13/5845 WWB, 13/5846 WWB en 14/755 WWB en met de proceskostenveroordeling in de zaken 13/5845 WWB en 13/5846 WWB.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 8 april 2013 gegrond en vernietigt dit besluit;
  • herroept het besluit van 9 oktober 2012 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 8 april 2013;
  • veroordeelt het college in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 1.470,-;
  • bepaalt dat het college aan appellanten het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 162,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en A.M. Overbeeke en
J.M.A. van der Kolk-Severijns als leden, in tegenwoordigheid van R.G. van den Berg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2015.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) R.G. van den Berg

MK