ECLI:NL:CRVB:2015:989

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
14-755 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van bijstandsverlening en rechtsgevolgen van eerdere besluiten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een aanvraag om bijstand van appellanten, die op 19 juni 2012 was ingediend, maar door het college van burgemeester en wethouders van Eemnes was afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen dit besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De Raad heeft geoordeeld dat de bijstand naar de norm voor gehuwden van appellant ten onrechte was ingetrokken vanaf 1 oktober 2011, en dat appellanten vanaf die datum weer recht op bijstand hebben. Dit betekent dat de eerdere besluitvorming naar aanleiding van de aanvraag om bijstand van 19 juni 2012 niet meer relevant is. De Raad heeft het besluit van 24 augustus 2012 herroepen en het college veroordeeld in de kosten van appellanten voor rechtsbijstand, die in totaal op € 980,- zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de zaken 13/5845 WWB, 13/5846 WWB en 14/177 WWB gevoegd zijn behandeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft de beslissing vastgelegd.

Uitspraak

14/755 WWB
Datum uitspraak: 31 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 december 2013, 13/722 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Eemnes (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. H. Beekelaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2015. De zaak is gevoegd behandeld met de zaken 13/5845 WWB, 13/5846 WWB en 14/177 WWB. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Beekelaar. De gemachtigde is ook verschenen namens appellante. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Vlaanderen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden en verwijst tevens naar zijn uitspraak van heden in de zaken 13/5845 WWB en 13/5846 WWB.
1.1.
Appellanten ontvingen bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand naar de norm voor gehuwden. Het college heeft de bijstand van appellanten ingetrokken vanaf 1 november 2010 en de over de periode van 1 november 2010 tot en met 31 oktober 2011 gemaakte kosten van bijstand van appellanten teruggevorderd tot een bedrag van € 21.078,33.
1.2.
Op 19 juni 2012 hebben appellanten een aanvraag om bijstand ingediend. Bij besluit van 24 augustus 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 18 december 2012 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank met bepalingen over proceskosten en griffierecht het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij hebben aangevoerd dat hierbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit ten onrechte in stand zijn gelaten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In zijn onder 1 vermelde uitspraak heeft de Raad geoordeeld dat de bijstand naar de norm voor gehuwden van appellant ten onrechte is ingetrokken vanaf 1 oktober 2011 en dat met ingang van die datum weer recht op bijstand bestaat.
4.2.
Dit betekent dat het hoger beroep van appellanten slaagt. Nu zij vanaf 1 oktober 2011 weer recht op bijstand hebben, is de grond aan de besluitvorming naar aanleiding van de aanvraag om bijstand van 19 juni 2012 komen te ontvallen. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De aangevallen uitspraak komt dus in aanmerking voor vernietiging voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Doende
wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad, zelf voorziend, het besluit van
24 augustus 2012 herroepen.
5. Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de kosten van appellanten voor aan hen verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden begroot op € 490,- voor de kosten in bezwaar en op € 490,- voor de proceskosten in hoger beroep, dus in totaal op € 980,-. Hierbij is rekening gehouden met de gelijktijdige behandeling ter zitting van de Raad van deze zaak met de zaken 13/5845 WWB, 13/5846 WWB en 14/177 WWB en met de proceskostenveroordeling in de zaken 13/5845 WWB en 13/5846 WWB.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 18 december 2012 in stand blijven;
  • herroept het besluit van 24 augustus 2012 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 18 december 2012;
  • veroordeelt het college in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 980,-;
  • bepaalt dat het college aan appellanten het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 160,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en A.M. Overbeeke en
J.M.A. van der Kolk-Severijns als leden, in tegenwoordigheid van R.G. van den Berg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2015.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) R.G. van den Berg

MK