ECLI:NL:CRVB:2015:970
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- G.M.G. Hink
- C.J. Waterbolk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens onvoldoende procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bezwaar gemaakt tegen een brief van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam waarin hem werd meegedeeld dat hij geen toestemming kreeg om met behoud van bijstand naar het buitenland te gaan. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, omdat de brief niet gericht was op een zelfstandig rechtsgevolg. In hoger beroep stelde de appellant dat de brief wel als een besluit moest worden gezien.
De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de appellant onvoldoende procesbelang had bij de beoordeling van zijn hoger beroep. De appellant erkende ter zitting dat een oordeel van de Raad voor hem in directe zin geen betekenis meer had, omdat zijn voorgenomen vertrek naar Marokko niet was doorgegaan. Hij stelde echter dat zich in de toekomst een soortgelijke situatie zou kunnen voordoen, maar de Raad oordeelde dat een louter principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. Bovendien was het onwaarschijnlijk dat zich in de toekomst dezelfde specifieke omstandigheden zouden voordoen.
Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 31 maart 2015.