ECLI:NL:CRVB:2015:965
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstandsaanvraag wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand ingediend, maar deze werd geweigerd op basis van een schending van de inlichtingenverplichting. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven uitkeringsadres. De periode die beoordeeld moest worden liep van 14 november 2012 tot en met 17 januari 2013. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de belanghebbende verplicht is om juiste en volledige informatie te verstrekken over zijn woon- en leefsituatie, wat essentieel is voor de verlening van bijstand.
De Raad heeft ook de argumenten van de appellant beoordeeld, waaronder de stelling dat er geen redelijke grond was voor het afleggen van een huisbezoek op 11 januari 2013. De Raad oordeelde dat er wel degelijk een redelijke grond was, gezien de tegenstrijdige informatie die het college had ontvangen over de woon- en leefsituatie van de appellant. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres verbleef, en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.