Uitspraak
24 mei 2013, 12/723 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv gegrond verklaarde. Betrokkene, die tot 1 januari 2010 werkzaam was bij appellante, ontving een WW-uitkering. Na het beëindigen van haar dienstbetrekking is betrokkene als directeur in dienst getreden bij een BV. Het Uwv heeft vastgesteld dat betrokkene meer uren heeft gewerkt dan zij had doorgegeven, wat leidde tot herziening van haar WW-uitkering en een terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat het bezwaar van betrokkene tegen de herziening gegrond verklaarde, maar niet heeft vastgesteld of betrokkene als zelfstandige of werknemer heeft gewerkt. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan naar het aantal gewerkte uren en dat het moest vaststellen of betrokkene als zelfstandige heeft gewerkt. Het Uwv heeft vervolgens in een nieuw besluit vastgesteld dat betrokkene als zelfstandige moet worden aangemerkt, wat betrokkene in haar beroep aanvecht. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen geschil meer bestond na het nieuwe besluit van het Uwv. Ook het beroep van betrokkene tegen het besluit van 7 oktober 2013 is niet-ontvankelijk verklaard, omdat betrokkene geen actueel belang meer had bij de beoordeling van dat besluit.