In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, die tot 1 juli 2010 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een nieuwe aanvraag om bijstand ingediend op 29 juni 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo heeft deze aanvraag op 24 juli 2012 buiten behandeling gesteld, omdat appellante niet alle gevraagde gegevens had overgelegd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar het college heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak bestreden.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college ten onrechte het bezwaar van appellante ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelde dat de motivering van het college onvoldoende was, omdat het niet duidelijk maakte welke gegevens ontbraken en waarom de overgelegde gegevens niet voldeden. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet in de gelegenheid was gesteld om het verzuim te herstellen, wat in strijd is met artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het college opgedragen om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, met inachtneming van de uitspraak van de Raad. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 980,- en moet het college het griffierecht van € 118,- vergoeden.