ECLI:NL:CRVB:2015:915
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens verstoorde arbeidsrelatie en bevoegdheid van de stichting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het ontslag van appellante door de Stichting openbaar voortgezet onderwijs Hoogeveen werd bevestigd. Appellante, die sinds 1976 als administratief medewerkster werkzaam was, kreeg op 14 februari 2012 het voornemen tot ontslag wegens redenen van gewichtige aard. Dit ontslag werd uiteindelijk verleend op 23 mei 2012, na een reeks van conflicten en incidenten die zich sinds 2006 hadden voorgedaan tussen appellante en haar collega's, waaronder leidinggevenden. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsrelatie zodanig verstoord was dat een goede voortzetting niet meer mogelijk was, en dat de stichting bevoegd was om tot ontslag over te gaan.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeerde dat de verstoorde arbeidsrelatie niet onherstelbaar was, maar dat de stichting niet verplicht was om een onafhankelijke mediator in te schakelen voordat tot ontslag werd overgegaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de stichting terecht had gehandeld. De Raad benadrukte dat de vraag naar het aandeel van de stichting in de verstoorde arbeidsverhoudingen geen rol speelde in de bevoegdheid om tot ontslag over te gaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.