ECLI:NL:CRVB:2015:89
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herleving van de Werkloosheidsuitkering na complexe uitkeringssituatie
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 14 januari 2015, staat de herleving van een Werkloosheidsuitkering (WW) centraal. Appellante, die sinds 3 maart 2008 een WW-uitkering ontving, verzocht op 2 mei 2012 om haar uitkering met terugwerkende kracht te herleven. Dit verzoek volgde op een periode van arbeidsongeschiktheid en een beëindiging van een Ziektewet-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellante op 26 juli 2012 een WW-uitkering toe, maar verklaarde het bezwaar tegen dit besluit ongegrond in een besluit van 17 januari 2013. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.
De Raad oordeelt dat appellante niet altijd correct is geïnformeerd door het Uwv over haar complexe uitkeringssituatie. Er waren tegenstrijdige brieven van het Uwv en appellante had moeite om het overzicht te behouden. De Raad concludeert dat er sprake is van een bijzonder geval, zoals bedoeld in artikel 35 van de Werkloosheidswet, en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit te herstellen en de WW-uitkering per 3 maart 2009 te herleven. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en correcte informatieverstrekking door het Uwv aan uitkeringsgerechtigden.