ECLI:NL:CRVB:2015:864
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- O.L.H.W.I. Korte
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstand en terugvordering bij schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en de terugvordering van ten onrechte verleende bijstand. Appellante ontving bijstand als alleenstaande ouder, maar deze werd later omgezet naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand van appellante over een bepaalde periode herzien en een bedrag van € 12.079,77 teruggevorderd, omdat zij in die periode inkomsten had ontvangen van haar ex-partner als kinderalimentatie, welke zij niet had gemeld. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond, omdat zij de inlichtingenverplichting had geschonden. Appellante ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante had moeten begrijpen dat de ontvangen bedragen van invloed konden zijn op haar recht op bijstand. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de ontvangen bedragen als inkomsten moesten worden beschouwd, en de terugvordering correct was berekend. Appellante's argumenten in hoger beroep werden als herhalingen van eerdere stellingen beschouwd en niet onderbouwd. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 maart 2015.