ECLI:NL:CRVB:2015:833

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
13-2742 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eervol ontslag van een luitenant-kolonel en de bevoegdheid van de Kroon

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant, geboren in 1955, die werkzaam was bij de Koninklijke Landmacht en in de rang van luitenant-kolonel. Appellant had verzocht om uitstel van het leeftijdsontslag militairen, dat op 1 mei 2011 zou ingaan, in verband met een mogelijke internationale functie in Madrid. De minister van Defensie had hem deze functie toegewezen, maar later de ontslagdatum gewijzigd naar 1 mei 2013. Na terugkeer naar Nederland om medische redenen, maakte appellant bezwaar tegen het besluit van de minister om hem per 1 mei 2011 eervol ontslag te verlenen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, maar appellant ging in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Kroon bevoegd was om appellant per 1 mei 2011 ontslag te verlenen. De Raad stelde vast dat het bestreden besluit van 11 januari 2012 niet bevoegd was genomen, omdat het afkomstig was van de minister. De rechtbank had ten onrechte het Koninklijk Besluit van 28 januari 2011 als beslissing op bezwaar aangemerkt. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om het ontslag van appellant te herroepen, aangezien er geen internationale functie beschikbaar was na 1 mei 2011.

De Raad veroordeelde de Kroon in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.020,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.N.A. Bootsma als voorzitter en C.H. Bangma en W.J.A.M. van Brussel als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.

Uitspraak

13/2742 MAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
10 april 2013, 12/950 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Kroon, vertegenwoordigd door de Minister van Defensie (Kroon)
Datum uitspraak: 19 maart 2015
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Minister van Defensie (minister) heeft, namens de Kroon, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. G. Blonk. De Kroon heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. C.J. Knol.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren [in] 1955, was werkzaam bij de Koninklijke Landmacht, laatstelijk in de rang van luitenant-kolonel. Bij rekest van 23 maart 2010 heeft hij de minister verzocht om hem voor de duur van twee jaar uitstel te verlenen van het leeftijdsontslag militairen, dat zou ingaan op 1 mei 2011, indien zijn verzoek om een internationale functie op operationeel strategisch niveau kan worden ingewilligd.
1.2.
Bij besluit van 6 juli 2010 heeft de minister appellant per 16 augustus 2010 de functie van Staff Off (Civ Engagement) in Madrid (Spanje) toegewezen. De verwachte einddatum van die functie is vastgesteld op 1 mei 2011.
1.3.
Naar aanleiding van het verzoek van appellant om uitstel van het leeftijdsontslag militairen heeft de minister bij besluit van 21 juli 2010, onvoorziene omstandigheden voorbehouden, de ontslagdatum gewijzigd in 1 mei 2013.
1.4.
Nadat appellant om medische redenen op 19 september 2010 naar Nederland was teruggekeerd, heeft hij bij brief van 23 september 2010 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 juli 2010 waarbij hem uitstel van het leeftijdsontslag militairen is verleend op grond van het in dat besluit omschreven voorbehoud van ‘onvoorziene omstandigheden’.
1.5.
Bij besluit van 30 september 2010 heeft de minister de duur van de functie van appellant in Madrid verlengd tot 1 mei 2013. Tegen dit besluit heeft appellant - onder verwijzing naar zijn bezwaar tegen het besluit van 21 juli 2010 - bij brief van 11 oktober 2010 bezwaar gemaakt.
1.6.
Bij besluit van 6 december 2010 heeft de minister het besluit van 6 juli 2010 tot toewijzing aan appellant van de functie van Staff Off (Civ Engagement) in Madrid vervallen verklaard en aan appellant per 1 november 2010 de functie van Staff Off (Joint Pol Apll 2) in [plaats] toegewezen. De (verwachte) einddatum van die functie is vastgesteld op
1 mei 2011. Tegen dit besluit heeft appellant op 3 januari 2011 bezwaar gemaakt.
1.7.
Bij brief van 21 december 2010 heeft de minister appellant meegedeeld dat hij is voorgedragen voor eervol ontslag op grond van artikel 39a, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) per 1 mei 2011. Appellant heeft tegen deze brief bezwaar gemaakt.
1.8.
Bij Koninklijk Besluit van 28 januari 2011 is appellant conform de voordracht per
1 mei 2011 eervol ontslag verleend.
1.9.
Bij besluit van 11 januari 2012 (bestreden besluit) heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat met het ontslagbesluit volledig aan het bezwaar tegen het besluit van 21 juli 2010 tegemoet is gekomen, dat de overige besluiten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen aanleiding is om deze te herroepen.
1.10.
Bij brief van 6 oktober 2012 heeft de directeur van het Kabinet der Koningin de minister meegedeeld dat H.M. de Koningin hem de machtiging heeft verleend om namens de Kroon een beslissing op bezwaar te nemen over het per 1 mei 2011 verleende ontslag.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep - kort samengevat - aangevoerd dat de minister het verleende uitstel van het leeftijdsontslag militairen had moeten handhaven en hem daarom niet per 1 mei 2011 had mogen ontslaan. Hij heeft met zijn bezwaren beoogd om het uitstel van het leeftijdsontslag ongedaan gemaakt te krijgen voor het geval zijn medische situatie aan verdere vervulling van zijn functie in Madrid in de weg zou staan en hij ook elders geen andere functie op operationeel strategisch niveau meer zou kunnen vervullen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Overeenkomstig de van toepassing zijnde regelgeving is het ontslag per 1 mei 2011 verleend bij koninklijk besluit. Op de door appellant ingediende bezwaren over de ontslagdatum moet door de Kroon worden beslist. Het bestreden besluit van 11 januari 2012 is afkomstig van de minister en derhalve in zoverre niet bevoegd genomen. De rechtbank heeft het Koninklijk Besluit van 28 januari 2011 ten onrechte mede aangemerkt als beslissing op het bezwaar en geconcludeerd dat daarmee het aan de primaire besluit vorming klevende bevoegdheidsgebrek is geheeld. De aangevallen uitspraak komt hierdoor voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij de ontslagdatum is bepaald op 1 mei 2011 en beoordelen of er aanleiding is om de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand te laten.
4.2.
Uit de bezwaarschriften, de mailwisseling tussen appellant en kapitein W, de tijdens de hoorzitting in bezwaar door appellant afgelegde verklaringen en wat ter zitting van de Raad is verklaard volgt dat appellant (alleen) uitstel van het leeftijdsontslag militairen per 1 mei 2011 wilde in het geval hem een - bij voorkeur internationale - functie op operationeel strategisch niveau zou worden toegewezen. De Raad zal het hoger beroep van appellant en de aangevallen uitspraak in het licht van die wens beoordelen.
4.3.
Volgens artikel 39a, van het AMAR kan aan de militair bedoeld in onderdeel e, ten vijfde, van die bepaling, die vóór 1 januari 2002 voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel en die in het jaar 2010 de leeftijd van 55 jaar bereikt, ontslag worden verleend wegens het bereiken of overschrijden van de leeftijd van 56 jaar en 3 maanden.
4.4.
Gelet op dit artikelonderdeel was de Kroon bevoegd om appellant, geboren[in]
1955, ontslag te verlenen per 1 mei 2011. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de Kroon niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en het aan appellant - in verband met de aan hem toegewezen functie in Madrid - verleende uitstel van het leeftijdsontslag militairen na ontheffing van appellant uit de functie in Madrid had moeten handhaven.
4.5.
Overigens is niet gebleken dat een - internationale - functie op operationeel strategisch niveau, zoals door appellant gewenst, na 1 mei 2011 beschikbaar was. De aan appellant toegewezen functie in [plaats] had blijkens het functietoewijzingsbesluit een (verwachte) einddatum van 1 mei 2011. Anders dan appellant heeft gesteld, kan aan de vermelding in het functietoewijzingsbesluit ‘Datum beschikbaar: 1 november 2012’ niet het gevolg worden verbonden dat appellant de functie in [plaats] tot die datum was toegewezen. Het vermelden van een beschikbaarheidsdatum komt voort uit de systematiek van het functietoewijzingsproces, waarbij een militair normaal gesproken na twee jaar beschikbaar is voor een nieuwe functietoewijzing.
4.6.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat er aanleiding is om de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand te laten. Dit betekent dat het ontslag van appellant met ingang van 1 mei 2011 in stand blijft.
5. Er is aanleiding om de Kroon te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 980,- in beroep en op € 980,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand en reiskosten in beroep en hoger beroep van € 60,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 januari 2012 voor zover daarbij de ontslagdatum is bepaald op
1 mei 2011;
- bepaalt dat de rechtgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit van 11 januari
2011 in stand blijven;
- bepaalt dat de Kroon aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
in totaal € 389,- vergoedt;
- veroordeelt de Kroon in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.020,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma als voorzitter en C.H. Bangma en
W.J.A.M. van Brussel als leden, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2015.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD