ECLI:NL:CRVB:2015:791
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.C.F. Talman
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet door de Centrale Raad van Beroep. Appellant ontving sinds 20 augustus 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en zijn bijstandsnorm werd gewijzigd na het samenwonen met zijn partner. Op 5 maart 2013 dienden appellant en zijn partner een aanvraag in voor bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet, omdat de partner zwanger was van een tweede kind. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam wees deze aanvraag af, met de motivering dat de kosten uit eigen middelen moesten worden betaald. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, verwijzend naar eerdere rechtspraak. De rechtbank oordeelde dat de kosten van een babyuitzet tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren, die door de betrokkene zelf moeten worden voldaan. De omstandigheden van appellant, zoals zijn schulden en psychische klachten, werden niet als bijzondere omstandigheden beschouwd die een uitzondering op de regel rechtvaardigen.
In hoger beroep heeft appellant de aangevallen uitspraak bestreden, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende had onderbouwd waarom hij niet in staat zou zijn om de kosten zelf te dragen. De Raad bevestigde dat het niet mogelijk is om de kosten van de babyuitzet via een aanvraag voor bijzondere bijstand op de WWB af te wentelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.