ECLI:NL:CRVB:2015:789
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- E.W. Akkerman
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellante voor arbeid in combinatie met ziektewetuitkering
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de geschiktheid van appellante om haar arbeid te verrichten in het kader van de Ziektewet (ZW). Appellante was voor 31 uur per week werkzaam als telefoniste/receptioniste/administratief medewerkster bij een groothandel in tabakswaren, maar werd per 30 maart 2009 werkloos. Vanaf 1 september 2010 werkte zij 20 uur per week als administratief medewerkster bij haar echtgenoot, terwijl zij daarnaast een WW-uitkering ontving voor 11 uur per week. Na een ziekmelding op 2 december 2010 ontving appellante een ZW-uitkering tot 4 april 2012. In februari 2013 oordeelde het Uwv dat appellante per 4 maart 2013 weer geschikt was voor arbeid, maar dit werd door appellante betwist.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat appellante in staat was om de combinatie van beide functies te vervullen. De Raad wijst op het standpunt van de bedrijfsarts, die had aangegeven dat appellante maximaal 16 uur per week kon werken. De Raad concludeert dat het Uwv niet voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van appellante en de aard van de functies. De Raad geeft het Uwv de opdracht om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen, zodat er een finale beslechting van het geschil kan plaatsvinden.