ECLI:NL:CRVB:2015:727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.C.F. Talman
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die vanaf 4 juni 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 15 januari 2014 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking was een controle door het Haags Economisch Interventie Team op 24 januari 2013, waarbij appellant als diskjockey en geluidsman werd aangetroffen in een horecagelegenheid. Appellant verklaarde dat dit een eenmalig optreden was, maar het college van burgemeester en wethouders van Den Haag besloot nader onderzoek te doen naar zijn werkzaamheden en eventuele inkomsten.
Na verschillende controles en het horen van appellant, concludeerde het college dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering per 1 mei 2013. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij zij oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij recht op bijstand had, ondanks zijn verklaring over slechts drie optredens.
In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd en de Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank. De Raad stelt vast dat de onderzoeksresultaten voldoende basis bieden voor de conclusie dat appellant zijn verplichtingen niet is nagekomen. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstandsuitkering in te trekken, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die deze beslissing onterecht maken. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.