ECLI:NL:CRVB:2015:726
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- A.M. Overbeeke
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 11 januari 2001 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die de bezwaren van appellanten tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Bussum ongegrond verklaarde. De zaak is ontstaan na een anonieme melding dat de vriend van appellante, appellant, bij haar inwoont. De sociale recherche heeft onderzoek verricht, waarbij onder andere waarnemingen en getuigenverklaringen zijn verzameld. Het college heeft op basis van deze bevindingen de bijstand van appellante beëindigd en teruggevorderd, omdat er sprake zou zijn van een gezamenlijke huishouding. Appellanten betwisten dit en stellen dat er onvoldoende feitelijke grondslag is voor de conclusie dat zij samenwoonden. De Raad oordeelt dat de onderzoeksbevindingen voldoende bewijs leveren voor de gezamenlijke huishouding en dat appellanten niet hebben voldaan aan hun inlichtingenverplichting. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.