ECLI:NL:CRVB:2015:621
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- E.C.R. Schut
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellante ontving sinds 16 september 2005 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat appellante over twee bankrekeningen beschikte die niet bij het college bekend waren, heeft het college een onderzoek ingesteld. Appellante heeft niet tijdig de gevraagde bankafschriften overgelegd, wat leidde tot de opschorting van haar bijstandsrecht. Het college heeft vervolgens de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet in staat was om de bankafschriften tijdig te overleggen en dat de gelden op de bankrekeningen niet tot haar vermogen behoorden. De Raad overweegt dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het tegoed op de bankrekeningen niet tot haar vermogen behoorde. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten terecht zijn gebeurd.