Uitspraak
.Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. De Kaste. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 30 januari 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard heeft na een onderzoek geconcludeerd dat appellante sinds 1 januari 2010 een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, K, en dat zij haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door dit niet te melden. De rechtbank Noord-Holland heeft de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening omvatte dossieronderzoek, getuigenverklaringen en waarnemingen. De Raad concludeert dat er voldoende feitelijke grondslag is voor de stelling dat appellante en K een gezamenlijke huishouding voerden, gebaseerd op verklaringen van appellante, getuigen en waarnemingen. De Raad oordeelt dat de onderzoeksgegevens een toereikende basis bieden voor de conclusie dat appellante niet recht had op bijstand naar de norm van alleenstaande ouder.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 24 februari 2015. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.