ECLI:NL:CRVB:2015:5005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren in 1986, heeft op 1 mei 2012 een aanvraag ingediend, die door het Uwv op 25 juni 2012 werd afgewezen. De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde dat appellante, ondanks haar beperkingen door ADHD, sociale fobie en borderline trekken, geschikt was voor bepaalde functies, wat leidde tot de conclusie dat er geen verlies aan verdiencapaciteit was. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond op 20 december 2012.
De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 8 oktober 2013 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep opnieuw haar beperkingen aangevoerd en betwist dat zij in staat is om algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten. De Centrale Raad van Beroep heeft de FML van 13 december 2012 beoordeeld en vastgesteld dat deze rekening houdt met de psychische problematiek van appellante. De Raad concludeert dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de geschiktheid van de functies en de noodzaak van begeleiding door een jobcoach.
De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken de gebreken in het besluit van 20 december 2012 te herstellen, omdat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan op 9 oktober 2015.