ECLI:NL:CRVB:2015:496
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uwv. Appellante, die zich op 16 maart 2010 ziek meldde vanwege nekklachten, ontving eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv weigerde haar echter een WIA-uitkering met ingang van 2 maart 2012, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 25 juli 2012.
De rechtbank Den Haag oordeelde dat de hoorplicht was geschonden, maar liet de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de functies die haar als passend werden aangemerkt, wel degelijk veelvuldige deadlines en productiepieken met zich meebrachten. Het Uwv verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het hoger beroep zich uitsluitend richtte op de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de geduide functies geen overschrijdingen opleverden ten aanzien van de belastbaarheid van appellante. De Raad concludeerde dat de stelling van appellante over de interpretatie van deadlines en productiepieken onvoldoende was om aan te nemen dat de functies niet passend waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.