ECLI:NL:CRVB:2009:BI4364

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2888 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en functiegeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van 7 juni 2006 vernietigd, omdat het op een deugdelijke medische grondslag was gebaseerd, maar de arbeidskundige kant niet voldoende was toegelicht. Betrokkene, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft verweer gevoerd en de rechtbank was niet duidelijk over de belasting in de functie van receptioniste in een verpleeghuis ten opzichte van de functie van receptioniste/telefoniste in een beveiligingsbedrijf. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 mei 2009 behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het bestreden besluit had vernietigd, maar dat de geschiktheid van de functies pas in beroep voldoende was toegelicht. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak vernietigd, met inachtneming van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/2888 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 10 april 2007, 06/2106 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 15 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. A.J. Butter, advocaat te Hoorn, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2009. Appellant was vertegenwoordigd door E.M.C. Beijen. Betrokkene is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Butter.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van appellant van 7 juni 2006 (bestreden besluit) gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat appellant een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene dient te nemen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag is gebaseerd. Met betrekking tot de arbeidskundige kant van het bestreden besluit is de rechtbank niet duidelijk hoe de signalering bij het aspect 1.9.7 in de functie receptioniste verpleeghuis zich verhoudt tot de door de bezwaarverzekeringsarts in de Functionele Mogelijkheden Lijst aangegeven beperkingen. Betrokkene is op dat punt niet beperkt geacht en daarom is niet inzichtelijk waarom dit aspect dan toch bepalend is voor het selecteren of laten vervallen van een functie. Voorts is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom in de functie receptioniste verpleeghuis wel een bijzondere belasting geldt op het aspect 1.9.7 en in de functie receptioniste/telefoniste beveiligingsbedrijf niet.
2.1. Appellant heeft hiertegen aangevoerd dat de bezwaararbeidsdeskundige na overleg met de bezwaarverzekeringsarts heeft vastgesteld dat feitelijk wel een beperking geldt op aspect 1.9.7. In de functie receptioniste verpleeghuis is wel sprake van veelvuldige productiepieken omdat het regelmatig voorkomt dat er iemand aan de balie komt, terwijl ook de telefoon moet worden opgenomen; in de functie receptioniste/telefoniste beveiligingsbedrijf komt dit niet vaak voor. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige van 2 mei 2007 en
10 augustus 2007 overgelegd.
2.2. Betrokkene heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. Zij is van mening dat beide functies veel overeenkomsten vertonen, dat geen gegevens bekend zijn over aantallen bezoekers en telefoontjes en dat de kans groot is dat in de functie receptioniste/telefoniste beveiligingsbedrijf zich ook veelvuldige productiepieken voordoen.
3.1. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op het antwoord op de vraag of betrokkene in staat kan worden geacht de functie receptioniste/telefoniste beveiligingsbedrijf uit te oefenen.
3.2. Voor het antwoord op deze vraag is met name van belang of in die functie een kenmerkende belasting voorkomt op het aspect 1.9.7 (deadlines/productiepieken). Uit de functiebeschrijving blijkt dat de hoofdtaken in deze functie zijn het verwerken van telefoongesprekken en het ontvangen, registreren en verwijzen van bezoekers. Uit de functiebelasting blijkt niet dat sprake is van een kenmerkende belasting op het aspect 1.9.7.
3.3. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) in beginsel aanvaardbaar als hulpmiddel om een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling te verrichten.
De Raad ziet geen aanleiding om ten aanzien van de in het CBBS opgenomen gegevens een ander uitgangspunt te hanteren dan met betrekking tot in het FIS opgenomen gegevens, namelijk dat in beginsel van de juistheid van de aan dat systeem ontleende gegevens dient te worden uitgegaan. In dit verband verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 27 november 1998 (LJN AA3736) en 8 augustus 2006 (LJN AY6390).
3.4. Zoals in die uitspraken is overwogen kan, indien door een betrokkene de juistheid van deze gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd wordt bestreden of indien de rechter zelf aan de juistheid van die gegevens twijfelt, van het uitvoeringsorgaan worden verlangd dat het door overlegging van de betreffende gegevens de verificatie daarvan mogelijk maakt. Het feit dat in een andere functie binnen dezelfde SBC-code, de functie receptioniste verpleeghuis, wel sprake is van veelvuldige productiepieken geeft onvoldoende aanleiding tot twijfel omtrent de belasting van de functie receptioniste/telefoniste beveiligingsbedrijf op dit punt. Daarbij wijst de Raad er op dat in eerstgenoemde functie “beantwoorden telefoon en bezoekers te woord staan” als één taak is omschreven, terwijl het bij de functie receptioniste/telefoniste beveiligingsbedrijf gaat om twee taken, die bovendien circa 90% van de functie uitmaken.
4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep doel treft. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd, voor zover daarbij is bepaald dat appellant een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene dient te nemen. De rechtbank heeft het bestreden besluit terecht vernietigd aangezien pas in beroep door middel van de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 7 februari 2007 de geschiktheid van de functies toereikend is toegelicht. In deze toelichting ziet de Raad reden om de rechtsgevolgen van het besluit van 7 juni 2006 in stand laten.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij is bepaald dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuw besluit moet nemen;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 7 juni 2006 geheel in stand blijven.
Deze uitspraak is gedaan door als G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.V. Benza als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.V. Benza.
CVG