ECLI:NL:CRVB:2015:4946
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van woonadrescontrole
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellant ontving studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) en was ingeschreven op een bepaald adres in de gemeentelijke basisadministratie (gba). Echter, uit controles bleek dat appellant niet op het geregistreerde adres woonde. De minister heeft daarop besloten om de studiefinanciering te herzien naar de norm voor een thuiswonende studerende en een bedrag van € 1.365,- terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat appellant niet op het gba-adres woonde, gebaseerd op de bevindingen van de controleurs tijdens huisbezoeken. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald en betoogd dat de controleurs niet de juiste procedure hebben gevolgd en dat hij wel degelijk op het gba-adres woonde, maar dit kon hij niet overtuigend bewijzen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad oordeelde dat appellant niet in staat was om onomstotelijk bewijs te leveren dat hij op het gba-adres woonde ten tijde van de controle. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister bevoegd was om de studiefinanciering te herzien. De beslissing van de minister om de studiefinanciering te herzien en het bedrag terug te vorderen blijft dan ook in stand.