Uitspraak
OVERWEGINGEN
€ 1.272af
€ 71
€ 1.272af
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die met zijn echtgenote in Duitsland woont en AOW en een overheidspensioen ontvangt. Beide partners hebben ervoor gekozen om de Nederlandse inkomstenbelasting toe te passen voor het jaar 2011. De Belastingdienst heeft de heffingskorting voor de partner van de appellant berekend, maar de appellant stelt dat er een resterend bedrag aan heffingskorting is dat niet in aanmerking is genomen bij de berekening van de buitenlandbijdrage. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bezwaar van de appellant ongegrond verklaarde. De Raad oordeelt dat de heffingskorting voor de partner via de aanslag inkomstenbelasting is verrekend en dat er geen aanleiding is om deze opnieuw in aanmerking te nemen bij de berekening van de buitenlandbijdrage. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak van de Hoge Raad die bevestigt dat de partner recht heeft op de bijzondere verhoging van de heffingskorting, maar dat deze al is verrekend door de Belastingdienst. De appellant heeft ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar de Raad oordeelt dat er geen sprake is van gelijke gevallen omdat de appellant heeft gekozen voor binnenlandse belastingplicht. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.