Uitspraak
19 juni 2014, 13/8016 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die zijn werkzaamheden als ompakker/opstapelaar had gestaakt vanwege psychische klachten na een mishandeling op de werkvloer, had een verzoek ingediend om terug te komen van een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geen recht meer gaf op een Ziektewet (ZW) uitkering. Dit besluit was genomen op 23 oktober 2012, waarbij het Uwv oordeelde dat de appellant weer geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. Appellant had tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend.
Naar aanleiding van een telefonisch contact in mei 2013, heeft het Uwv een verzoek om terug te komen van het besluit van 23 oktober 2012 afgewezen. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. Appellant stelde dat de orthopeed pas in maart 2013 had vastgesteld dat zijn schouderklachten niet door bursitis, maar door een SLAP-laesie werden veroorzaakt, wat hij als nieuw feit aanvoerde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de diagnosewijziging op zich geen nieuw feit was in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat het Uwv terecht het verzoek van appellant had afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.