ECLI:NL:CRVB:2015:4885
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand met terugwerkende kracht en de beoordeling van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de bijstand met terugwerkende kracht geweigerd. De appellant stelde dat hij door een brief van het Uwv van 6 september 2013 op het verkeerde been was gezet, wat hem verhinderde om tijdig bijstand aan te vragen. Hij voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de bijstand met terugwerkende kracht verleend zou moeten worden.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant bij besluit van 15 november 2013 bijstand was toegekend, maar met ingang van 22 oktober 2013. De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze ingangsdatum, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de weigering van bijstand met terugwerkende kracht konden rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat het aan de appellant was om bij onduidelijkheid over de brief van het Uwv contact op te nemen en dat er geen bewijs was dat hij of zijn echtgenote niet in staat waren om dit te doen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.