ECLI:NL:CRVB:2015:4853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering WW-uitkering en boete door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WW-uitkering terug te vorderen en een boete op te leggen. Appellant had in eerste instantie een uitkering ontvangen op basis van de Werkloosheidswet (WW), maar het Uwv heeft deze herzien en een terugvordering ingesteld wegens onverschuldigd betaalde uitkering. Appellant heeft op 8 april 2014 een brief gestuurd naar het Uwv, maar deze werd niet als bezwaarschrift aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief niet de vereiste elementen bevatte om als bezwaarschrift te worden beschouwd. Appellant heeft vervolgens op 11 juni 2014 een bezwaarschrift ingediend, maar dit was buiten de bezwaartermijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was en heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn brief van 8 april 2014 geen bezwaarschrift was. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat de brief van appellant niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor een bezwaarschrift en dat er geen gronden zijn aangevoerd voor de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.