ECLI:NL:CRVB:2015:4835
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- E.C.R. Schut
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsverlening en terugvordering van ontvangen middelen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstandsverlening ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had hoger beroep ingesteld tegen de herziening van zijn bijstandsverlening en de terugvordering van ontvangen middelen door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek. De appellant ontving vanaf 19 november 2009 bijstand in de vorm van een geldlening, omdat zijn vermogen de vrijlatingsgrens overschreed. Het dagelijks bestuur had hem verplichtingen opgelegd, waaronder het vestigen van een krediethypotheek en het verkopen van zijn woning. In 2013 werd vastgesteld dat de appellant te weinig woonkostentoeslag had ontvangen, wat leidde tot een nabetaling. Echter, het dagelijks bestuur had ook stortingen van de moeder van de appellant als inkomen aangemerkt, wat leidde tot de herziening van de bijstandsverlening. De rechtbank had het beroep van de appellant gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het dagelijks bestuur had de herziening van de bijstand en de terugvordering van middelen gehandhaafd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de bijstand te herzien en dat de appellant niet tijdig had gemeld dat de bijstandsverlening ontoereikend was. De Raad oordeelde dat de herziening van de bijstand terecht was en dat de terugvordering van de middelen ook rechtmatig was, omdat de appellant zijn wettelijke inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De uitspraak bevestigde dat de appellant verantwoordelijk was voor het melden van zijn financiële situatie en dat de herziening van de bijstand niet onterecht was geweest.