ECLI:NL:CRVB:2015:4712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en verzekeringsplichtige arbeidsverhouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door mr. O.F.X. Roozemond, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had in een besluit van 7 februari 2013 meegedeeld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij op de datum van zijn ziekmelding, 4 juni 2008, niet als werknemer in dienstbetrekking was. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 13 augustus 2013 door het Uwv gehandhaafd.
De rechtbank Overijssel had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep stelde appellant dat er op 4 juni 2008 sprake was van een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding met [de B.V.], wat volgens hem ook door de Belastingdienst werd bevestigd. De Raad oordeelde echter dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen verzekeringsplichtige arbeidsverhouding bestond. De door appellant overgelegde arbeidsovereenkomst voldeed niet aan de vereisten voor een dienstbetrekking, en er waren geen andere documenten die zijn stelling ondersteunden.
Daarnaast oordeelde de Raad dat er geen medische onderbouwing was voor de stelling van appellant dat hij in 2009 al beperkingen had door zijn reumatische aandoening. De rechtbank had terecht geconcludeerd dat er geen bewijs was voor medisch objectiveerbare beperkingen die tot arbeidsongeschiktheid hadden kunnen leiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af, zonder veroordeling in de proceskosten.