ECLI:NL:CRVB:2015:4665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- E. Dijt
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Weigering herziening Wajong-uitkering na beëindiging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die een Wajong-uitkering ontving, had verzocht om herziening van de beëindiging van zijn uitkering, die op 5 oktober 2005 was ingetrokken. De Raad oordeelde dat de appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven tot nader onderzoek door het Uwv. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat het bezwaar van de appellant tegen de intrekking van de uitkering niet-ontvankelijk was verklaard wegens termijnoverschrijding. De Raad bevestigde deze eerdere uitspraak en stelde dat de appellant niet kon aantonen dat de omstandigheden sinds de intrekking van zijn uitkering waren veranderd.
De appellant had in zijn hoger beroep gewezen op correspondentie van GGZ Fryslân en het Groene Hart, maar de Raad oordeelde dat deze informatie niet relevant was voor de beoordeling van de situatie in 2005. De Raad concludeerde dat de appellant niet in staat was om nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De uitspraak van de Raad bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en de intrekking van de Wajong-uitkering bleef gehandhaafd. De Raad merkte op dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de appellant niet in het gelijk was gesteld.