ECLI:NL:CRVB:2015:4643
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor laatst verrichte arbeid als docente inburgeringscursussen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 4 september 2013 had geoordeeld dat appellante geschikt was voor haar laatst verrichte arbeid als docente inburgeringscursussen. Appellante was sinds 14 september 2012 ziek gemeld vanwege handklachten en had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had op 18 december 2012 besloten dat appellante per 24 december 2012 weer geschikt werd geacht voor haar werk. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van appellante voor haar functie. Appellante stelde dat zij door haar klachten niet in staat was om haar werk te verrichten, maar de rechtbank vond haar subjectieve oordeel onvoldoende om arbeidsongeschiktheid aan te nemen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende medische onderbouwing had voor zijn besluit en dat appellante geen nieuwe relevante informatie had overgelegd die tot een ander oordeel zou leiden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante per 24 december 2012 geschikt was voor haar eigen werk. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 december 2015.