ECLI:NL:CRVB:2015:4635

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
14/4279 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WGA-loongerelateerde uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-loongerelateerde uitkering van appellant, die sinds 30 december 2008 een WGA-uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De uitkering werd per 30 december 2013 beëindigd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische beperkingen, met name met betrekking tot zijn rechterduim. Hij heeft een rapport ingediend van verzekeringsarts drs. H. Donkers, waarin hij zijn beperkingen uiteenzet. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat de medische beoordeling juist was. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder zijn opleidingsniveau en de medische beperkingen, niet overtuigend geacht. De rechtbank had terecht vastgesteld dat het door appellant genoten onderwijs in Sri Lanka niet gelijkgesteld kon worden aan het Nederlandse basisonderwijs.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 18 december 2015.

Uitspraak

14/4279 WIA
Datum uitspraak: 18 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
18 juli 2014, 14/496 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.F. Roza, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend waarop het Uwv heeft gereageerd bij rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 juni 2015.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2015. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. P.J. Reith.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant genoot een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) sinds 30 december 2008. Met ingang van 30 juni 2010 is de WGA-loongerelateerde uitkering beëindigd en is hem aansluitend een WGA-loonaanvullende uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd was vastgesteld op 80 tot 100%.
1.2.
Bij besluit van 29 oktober 2013 heeft het Uwv de WGA-uitkering van appellant beëindigd met ingang van 30 december 2013 omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard bij beslissing op bezwaar van 3 februari 2014 (bestreden besluit).
1.3.
De rechtbank heeft het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard bij de aangevallen uitspraak. Hiertoe heeft zij overwogen dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt en dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen. Ten aanzien van het door het Uwv gehanteerde opleidingsniveau 2 heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 15 mei 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:CA0189) overwogen dat dit opleidingsniveau juist is aangezien er gelet op de uitlatingen van appellant van kan worden uitgegaan dat hij basisonderwijs heeft gevolgd in Sri Lanka en vervolgens naar de onderbouw van het voortgezet onderwijs in Sri Lanka is gegaan en bovendien al jaren in Nederland woont en hier werkzaam is geweest.
2. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische beperkingen en dat met name ten onrechte geen rekening is gehouden met beperkingen ten aanzien van schroefbewegingen en werken met toetsenbord en muis wegens klachten van de rechterduim. Ter onderbouwing heeft hij een rapport ingediend van verzekeringsarts drs. H. Donkers van 30 april 2015. Verder heeft hij aangevoerd dat ten onrechte opleidingsniveau 2 is gehanteerd aangezien hij slechts tot zijn veertiende jaar in
Sri Lanka naar school is gegaan, waarbij het niveau van onderwijs, gezien de kwaliteit van het onderwijs in Sri Lanka, niet gelijk kan worden gesteld met voltooid basisonderwijs en enkele jaren vervolgonderwijs naar Nederlandse normen. Het door hem genoten onderwijs kan niet gelijk worden gesteld met het niveau van voltooid basisonderwijs, aldus appellant.
3.1.
De Raad komt tot het volgende oordeel.
3.2.
Terecht en op juiste gronden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat er geen grond voor twijfel is aan de juistheid van de medische beoordeling. Het in hoger beroep ingebrachte rapport van verzekeringsarts Donkers doet hieraan niet af. Donkers is het ten aanzien van de beperkingen wegens (allergische) astma en chronische sinusitiden eens met de verzekeringsarts bezwaar en beroep maar acht appellant ernstiger beperkt ten aanzien van zijn rechterduim. De reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij rapport van
23 juni 2015 is overtuigend, waarbij van belang is dat Donkers enkel op basis van dossieronderzoek heeft gerapporteerd terwijl de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening heeft gehouden met de bevindingen van de verzekeringsarts die appellant in oktober 2013 lichamelijk heeft onderzocht. Ook de overweging van de rechtbank ten aanzien van de geschiktheid van de voorgehouden functies gelet op de medische beperkingen van appellant zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst wordt onderschreven. Ten aanzien van het opleidingsniveau heeft de rechtbank terecht overwogen dat opleidingsniveau 2 juist is gelet op de door appellant verstrekte informatie over het door hem gevolgde onderwijs in
Sri Lanka. De omstandigheid dat appellant ongeveer acht jaar werkervaring heeft in Nederland in een functie op opleidingsniveau 2 bevestigt de juistheid van het vastgestelde opleidingsniveau. Terecht heeft de rechtbank dan ook verwezen naar de uitspraak van de Raad van 15 mei 2013.
3.3.
Gelet op het onder 3.2 overwogene slaagt het hoger beroep niet.
3.4.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en L. Koper en R.P.T. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2015.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) I. Mehagnoul

AP