ECLI:NL:CRVB:2015:4605

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
14-3944 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoedingen voor aanpassingen aan een auto voor een burger-oorlogsslachtoffer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant, een burger-oorlogsslachtoffer, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 10 juni 2014, waarin een korting op de meerkosten van aanpassingen aan zijn auto werd toegepast. Appellant, die in 1945 ernstig gewond raakte door oorlogsgeweld, had eerder vergoedingen ontvangen voor aanpassingen aan zijn auto, maar verzocht opnieuw om vergoeding van meerkosten voor een auto met verhoogde instap vanwege rugklachten. Verweerder had deze aanvraag afgewezen, stellende dat een auto met verhoogde instap ook in de laagste prijsklasse verkrijgbaar is en dat er geen extra kosten aan verbonden zijn.

De Raad oordeelde dat verweerder ten onrechte een korting op de meerkosten had toegepast. De Raad stelde vast dat de gevraagde aanpassingen medisch noodzakelijk waren en dat de afwijzing van de vergoeding voor de verhoogde instap niet terecht was. De Raad concludeerde dat appellant niet verplicht was om een duurdere auto aan te schaffen en dat de gekozen auto geen verband hield met zijn medische klachten. De Raad heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de meerkosten van de aanpassingen aan de auto aan appellant moeten worden vergoed volgens de geldende normbedragen. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht van € 45,- aan appellant dient te vergoeden.

Uitspraak

14/3944 WUBO
Datum uitspraak: 17 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 10 juni 2014, kenmerk BZ01704457 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2015. Daar is appellant verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1940, is op 5 juni 1945 aangereden door een militair voertuig en daarbij ernstig gewond geraakt. Zijn rechterbovenarm is vervolgens geamputeerd. In 1988 is appellant erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. De klachten als gevolg van de bovenarmamputatie, zijn gebitsklachten, lage rugklachten en psychische klachten zijn geacht in verband te staan met het door hem meegemaakte oorlogsgeweld.
1.2.
Blijkens de gedingstukken heeft verweerder bij besluit van 12 december 2005 aan appellant een vergoeding toegekend voor aanpassingen aan de auto (automatische transmissie, stuurbekrachtiger en cruise control). Nog binnen de toen geldende gebruiksduur van vijf jaar heeft verweerder bij besluit van 11 november 2009 aan appellant opnieuw een vergoeding toegekend voor de kosten van aanpassingen aan de auto, bestaande uit een armsteun (tot een bedrag van € 1.362,-) extra versterking stuurbekrachtiging (tot een bedrag van € 681,-) extra steun in de rug en cruise control. Bij het besluit van 11 november 2009 is vermeld dat de voorziening geldt voor zeven jaar, te rekenen vanaf 1 januari 2011 (zijnde vijf jaren na vorige aanschaf).
1.3.
In augustus 2013 heeft appellant opnieuw verzocht om vergoeding van aanpassingen aan zijn auto omdat hij vanwege zijn rugklachten zich genoodzaakt zag een auto met verhoogde instap aan te schaffen. Bij besluit van 19 december 2013 heeft verweerder met ingang van
1 augustus 2013 aan appellant een vergoeding toegekend van de meerkosten van aanpassingen aan de auto, bestaande uit een automatische transmissie, extra versterking stuurbekrachtiging, een armsteun voor een armprothese, cruise control en een extra steun in de rug. Voor de meerkosten van een automatische transmissie, extra versterkte stuurbekrachtiging en cruise control heeft verweerder een aftrek gehanteerd van 4/9-deel van het destijds bij het besluit van 11 november 2009 aan appellant toegekende bedrag. De voorziening voor de meerkosten van een verhoogde instap heeft verweerder afgewezen. Het tegen het besluit van 19 december 2013 gemaakt bezwaar is bij het bestreden besluit in zoverre gegrond verklaard dat verweerder alsnog heeft bepaald dat de linkerknieklachten van appellant in verband staan met het meegemaakte oorlogsgeweld. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Verhoogde instap
2.1.1.
Niet wordt betwist dat appellant problemen ervaart bij het in en uitstappen bij een auto met een lage instap. Verweerder acht een verhoogde instap bij een auto voor appellant ook medisch noodzakelijk. De gevraagde vergoeding voor een verhoogde instap is door verweerder toch afgewezen omdat voor deze voorziening geen sprake is van meerkosten. Een auto met een verhoogde instap is namelijk ook verkrijgbaar in de laagste prijsklasse, aldus verweerder.
2.1.2.
Medisch noodzakelijke voorzieningen kunnen op grond van de Wubo - kort samengevat en voor zover van hier belang - worden vergoed als deze voorzieningen extra kosten met zich brengen. Bij het toekennen van een vergoeding voor auto’s en de daarmee verband houdende hulpvoorzieningen kiest verweerder voor de meest voordelige oplossing. Het uitgangspunt is dan ook dat deze voorzieningen in de laagste prijsklasse worden aangeschaft (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2524, en 12 maart 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH7057).
2.1.3.
Met verweerder is de Raad van oordeel dat auto’s met een verhoogde instap verkrijgbaar zijn in de laagste prijsklasse. Het aanschaffen van een dergelijke auto brengt dus geen extra, bovenop voor een ieder gebruikelijke, kosten met zich. Appellant is dus niet aangewezen op een auto in het hogere segment. Dat hij wel heeft gekozen voor een sterkere en duurdere auto vanwege het trekken van de caravan is zijn eigen vrije keuze geweest en houdt geen verband met zijn causale medische klachten. De gevraagde voorziening voor een verhoogde instap heeft verweerder dan ook op goede gronden afgewezen.
Aftrek meerkosten van de aanpassingen
2.2.1.
Het toekennen van de vergoeding van de voorzieningen voor een automatische transmissie, stuurbekrachtiging en cruise control heeft plaatsgevonden onder aftrek van een bedrag op de meerkosten van deze voorzieningen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat met het vroegtijdig inruilen van auto niet de volledige gebruiksduur van de bij het besluit van 11 november 2009 toegekende hulpvoorzieningen is benut en dat daardoor de hulpvoorzieningen tot een hogere inruilwaarde van de auto hebben geleid. Om die reden heeft verweerder aanleiding gezien op de normbedragen een korting toe te passen die overeenkomt met het aantal onbenutte jaren van de gebruiksperiode, die liep tot 1 januari 2018.
2.2.2.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de Raad niet gebleken dat de hulpvoorzieningen hebben geleid tot een hogere inruilwaarde. Verweerder heeft dat niet aannemelijk kunnen maken. Daarbij komt dat mochten de hulpvoorzieningen al van enige invloed zijn op de inruilwaarde van de auto de bij het bestreden besluit gehanteerde (enkel) rekenkundige benadering van verweerder te weinig realistisch is om op basis daarvan tot een eventuele restwaarde te komen.
2.2.3.
Het voorgaande laat geen ruimte voor een andere conclusie dan dat verweerder in dit geval ten onrechte een korting op de meerkosten van de automatische transmisse, stuurbekrachtiging en cruise control heeft toegepast. Het beroep is in zoverre gegrond en het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking. De Raad zal zelf in de zaak voorzien en deze voorzieningen met ingang van 1 augustus 2013 aan appellant toekennen volgens de toen geldende normbedragen.
3. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het beroep tegen het besluit van 10 juni 2014 gegrond wat betreft de aftrek op de
meerkosten van de aanpassingen aan de auto;
- herroept het besluit van 19 december 2013 op dit punt;
- bepaalt dat de meerkosten van de aanpassingen aan de auto volgens de geldende
normbedragen worden uitbetaald en dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt voor het
vernietigde besluit van 10 juni 2014;
- bepaalt dat verweerder aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD