ECLI:NL:CRVB:2015:4550
Centrale Raad van Beroep
Toekenning van bijstand en de ingangsdatum bijstandsverlening in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, die een verblijfsvergunning heeft verkregen, heeft een aanvraag om bijstand ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van de bijstand niet met terugwerkende kracht kan worden vastgesteld op de datum van de voor-intake, maar op de datum van de daadwerkelijke aanvraag. De appellant had op 15 augustus 2008 een voor-intake gesprek gehad, maar had pas op 17 februari 2011 een formele aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft de bijstand verleend met ingang van 21 januari 2011, maar de appellant betoogde dat de bijstand vanaf 15 juni 2007 of 15 augustus 2008 verleend moest worden. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de periode voor de aanvraag niet in zijn levensonderhoud kon voorzien, en dat de bijstand niet met terugwerkende kracht kon worden verleend. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.