ECLI:NL:CRVB:2015:4500
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin haar beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw werd behandeld. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Appellante had eerder een aanvraag gedaan voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke door het college was afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak de vraag behandeld of appellante voldoende procesbelang had bij de beoordeling van haar hoger beroep.
De Raad overweegt dat voor het aannemen van procesbelang vereist is dat het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft. Appellante stelde dat zij door haar ziekte niet in staat was om deel te nemen aan het collectief vervoer en dat een inhoudelijke uitspraak van de Raad mogelijk rechtsbescherming zou bieden tegen het college. De Raad concludeert echter dat deze kwestie buiten het onderhavige geschil valt, omdat het geen betrekking heeft op de Wmo.
Uiteindelijk komt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat appellante geen voldoende procesbelang heeft aangetoond. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 9 december 2015.