ECLI:NL:CRVB:2015:4500

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
13/3725 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin haar beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw werd behandeld. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Appellante had eerder een aanvraag gedaan voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke door het college was afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak de vraag behandeld of appellante voldoende procesbelang had bij de beoordeling van haar hoger beroep.

De Raad overweegt dat voor het aannemen van procesbelang vereist is dat het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft. Appellante stelde dat zij door haar ziekte niet in staat was om deel te nemen aan het collectief vervoer en dat een inhoudelijke uitspraak van de Raad mogelijk rechtsbescherming zou bieden tegen het college. De Raad concludeert echter dat deze kwestie buiten het onderhavige geschil valt, omdat het geen betrekking heeft op de Wmo.

Uiteindelijk komt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat appellante geen voldoende procesbelang heeft aangetoond. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 9 december 2015.

Uitspraak

13/3725 WMO
Datum uitspraak: 9 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 4 juni 2013, 12/1047 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.B.J.G.M. Schyns, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2015. Appellante is vertegenwoordigd door mr. Schyns. Het college is vertegenwoordigd door mr. V. Paulissen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 29 augustus 2011 een aanvraag gedaan om een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de vorm van collectief vervoer (regiotaxi).
1.2.
Het college heeft in een besluit van 18 november 2011 de aanvraag van appellante afgewezen. Daartoe heeft het college gesteld - kort weergegeven - dat voorzieningen voor appellante niet passend en als anti-revaliderend moeten worden gezien zolang zij geen behandelingen heeft afgerond. Deze behandelingen betreffen cognitieve gedragstherapie en multidisciplinaire behandeling met graded activity. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.3.
Het college heeft in een besluit van 4 juni 2012 (bestreden besluit) het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad moet eerst de vraag beantwoorden of appellante voldoende procesbelang heeft bij een beoordeling van haar hoger beroep. Het is vaste rechtspraak van de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraken van 28 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA1518, en van
13 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8633, dat sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
4.2.
Uit het verhandelde op de zitting blijkt dat appellante zich op het standpunt stelt vanwege haar ziekte tot vrijwel niets in staat te zijn. Namens appellante is aangegeven dat zij ook niet in staat is om deel te nemen aan het collectief vervoer. Uit de informatie op de zitting van de gemachtigde van appellante blijkt verder dat zij in de periode na de aanvraag geen vervoerskosten heeft gemaakt die ten laste van de Wmo kunnen worden gebracht.
4.3.
Een belang bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van een besluit kan ook zijn gelegen in de omstandigheid dat het inhoudelijke oordeel van de Raad kan worden betrokken bij eventuele vergelijkbare aanvragen in de toekomst. Desgevraagd heeft de gemachtigde van appellante op de zitting gesteld een inhoudelijke uitspraak van de Raad te willen omdat deze mogelijkerwijs rechtsbescherming biedt tegen het college, wat nodig is omdat zij met het college in de clinch ligt en er allerlei problemen zijn over haar bijstandsuitkering. Dit valt buiten het onderhavige geschil, alleen al omdat het geen betrekking heeft op de Wmo, en kan daarmee geen procesbelang opleveren.
4.4.
Het hoger beroep moet gelet op wat hiervoor is overwogen niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en D.S. de Vries en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van C.M.A.V. van Kleef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2015.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) C.M.A.V. van Kleef

UM