ECLI:NL:CRVB:2015:4478
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid op 17-jarige leeftijd
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1960, op 1 december 2011 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering vanwege psychische klachten die zij sinds haar jeugd ervaart. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 10 februari 2012 afgewezen, omdat er geen objectieve gegevens beschikbaar waren om de arbeidsbeperkingen van appellante op haar 17e en 18e levensjaar vast te stellen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 10 mei 2012 ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft op 15 augustus 2013 het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 22 september 2014 is appellante niet verschenen, maar het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Z. Seyban. Na de behandeling bleek dat het onderzoek niet volledig was, waarna de Raad een onafhankelijke deskundige, psychiater drs. A.L. Sutterland, heeft benoemd. Deze deskundige concludeerde in haar rapport van 31 juli 2015 dat er geen absolute uitspraak kan worden gedaan over de aanwezigheid van een psychiatrische stoornis op de datum in geding, en dat er geen objectieve informatie beschikbaar is over de beperkingen van appellante op haar 17e levensjaar.
De Raad heeft overwogen dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, omdat er geen bewijs is dat zij op haar 17e levensjaar arbeidsongeschikt was. De Raad heeft het deskundigenrapport als overtuigend beschouwd en heeft geoordeeld dat appellante het risico heeft genomen dat medische gegevens uit die tijd niet meer achterhaald kunnen worden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.